ADMINISTRATIEPLICHT

 

Voor alle advocaten geldt sinds lange tijd al de verplichting om een zodanige administratie te voeren dat daaruit te allen tijden de rechten en verplichtingen kunnen worden gekend (art. 6.5 lid 1a, Voda). Vanaf 1 januari 2015 is in artikel 6.5 lid 1b opgenomen dat dit binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de advocaat de balans en de staat van baten en lasten op schrift moet stellen. 

Dit artikel beschrijft de verplichting van de advocaat zijn administratie op een ordelijke wijze te voeren. Hier is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij artikel 2:10 van het BW, dat betrekking heeft op de administratieve verplichtingen van de rechtspersoon, en artikel 3:15i van het BW, dat betrekking heeft op degenen die zelfstandig een beroep uitoefenen. Artikel 6.5 roept een verplichting in het leven voor de advocaat die de praktijk buiten het verband van een rechtspersoon uitoefent en samen met anderen kantoor houdt. Andere advocaten hebben deze verplichting reeds op grond van de genoemde artikelen van het BW. Op de naleving van de administratieplicht wordt toegezien door de deken.

Met de woorden ‘van zijn praktijk’ wordt tot uitdrukking gebracht dat meerdere advocaten die de praktijk binnen een en hetzelfde kantoorverband uitoefenen kunnen volstaan met het voeren van één administratie. Ieder voor zich blijven ze verantwoordelijk voor de administratie van de eigen praktijk. Onder het voeren van een administratie op ordelijke wijze wordt in deze verordening onder meer begrepen dat de advocaat een debiteuren- en crediteurenadministratie dient aan te houden, evenals een kas/giroboek en een grootboek.

 

Bron: Voda